Ga naar de inhoud

Symposium Onderzoek PH – 27 juni 2025

Voor weer een nieuwe groep deelnemers van de medische vervolgopleiding Maatschappij+Gezondheid, de profielopleiding tot Forensisch arts en Master of Public Health nadert de afstudeerdatum. Eén van de grote opdrachten binnen deze opleidingen is het opzetten en uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek in sociaal geneeskundige context. Op het symposium van vandaag presenteerden 14 deelnemers de eerste resultaten van het eigen onderzoek binnen de vakgebieden jeugdgezondheidszorg, forensische geneeskunde infectieziekten bestrijding en de vrije richting.

Verslag

JEUGDGEZONDHEIDSZORG
In Utrecht Overvecht bestaan grote gezondheidsverschillen, en het nieuwe Ouder en Kind Informatiecentrum (OKé) speelt hierin een belangrijke verbindende rol via sleutelpersonen uit de wijk. Anne bracht met participatief actie-onderzoek in kaart hoe deze sleutelrol duurzaam kan worden geborgd, zodat ook andere steden hiervan kunnen leren. Vertrouwen, samenwerking met partners en persoonlijke ontwikkelmogelijkheden bleken cruciale factoren voor succes. Daarbij kwamen nieuwe aandachtspunten naar voren, zoals het belang van een fysieke locatie, zichtbaarheid van de meerwaarde en eigenaarschap van sleutelpersonen. Het onderzoek benadrukt dat investeren in relaties en duidelijke, gedragen samenwerking essentieel is voor blijvende impact in kwetsbare wijken.

Mirjam onderzocht hoe ouderlijke monitoring en openheid van jongeren richting de ouders samenhangen met risicogedrag zoals drugsgebruik, gokken en problematisch sociale mediagebruik onder jongeren. Openheid van jongeren bleek een beschermende factor, terwijl actieve monitoring door ouders geen significant effect had. De verwachte invloed van communicatiekwaliteit op deze relaties werd niet gevonden. Dit onderstreept het belang van open gesprekken tussen ouders en jongeren. Preventieprogramma’s kunnen hierop inspelen door het stimuleren van wederzijds vertrouwen en openheid.

Michelle bestudeerde de impact van Diabetes Mellitus type 1 (DM1) voor leerlingen op het VO.
Deze jongeren doen volop mee op school, maar ervaren dagelijks hoge druk door continue zelfzorg. Dit beïnvloedt hun energie, concentratie en kan leiden tot vermijdingsgedrag. Acceptatie, een steunend netwerk en kennis van hun lichaam helpen hen veerkrachtig en zelfstandig te blijven. Hoewel leerlingen optimistisch zijn over hun toekomst, ontbreekt het op school vaak aan kennis en proactieve ondersteuning. Vooral tijdens toetsmomenten en bij het plannen van zelfzorgmomenten ontstaan knelpunten. Structurele, deskundige begeleiding en een actieve rol van de JGZ zijn essentieel voor betere ondersteuning.

Ouders met een laag tot middelbaar opleidingsniveau en een migratieachtergrond hechten veel waarde aan het preventief gezondheidsonderzoek van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) voor hun 10-11 jarige kinderen. Ze vinden het belangrijk dat zowel fysieke groei, mentaal welzijn als schermgebruik daarbij aandacht krijgen. Ouders willen meer contactmomenten met de JGZ tijdens de basisschooltijd en actief betrokken worden bij de gezondheid van hun kind. School zien zij als dé plek om de zichtbaarheid van de JGZ te vergroten en gezondheidsvoorlichting te geven. Eline benadrukt met haar onderzoek het belang van laagdrempelige, toegankelijke zorg in samenwerking met het onderwijs.

Hoe denken Nederlandse jongeren over roken en vapen? Koen onderzocht dit. Opvallend is dat veel jongeren positieve opvattingen hebben over beide, met weinig verschil daartussen. Oudere jongeren en jongeren met een lager opleidingsniveau waren positiever over roken en vapen dan hun jongere en hoger opgeleide leeftijdsgenoten. Meisjes waren iets minder positief over vapen, maar schatten het aantal rokers juist hoger in. De uitkomsten onderstrepen de noodzaak om zowel met voorlichting als met stevige wet- en regelgeving het rook- en vapegebruik onder jongeren aan te pakken.

FORENSISCHE GENEESKUNDE
Marie-Sophie onderzocht hoe forensisch artsen het lichaamsgewicht van overledenen nauwkeuriger kunnen inschatten, belangrijk voor het bepalen van het tijdstip van overlijden. Visuele schattingen blijken beperkt betrouwbaar, maar metingen van buik- en dijomtrek bij mannen en buik- en kuitomtrek bij vrouwen verbeteren de nauwkeurigheid aanzienlijk. Voor mannen daalde de schattingsfout van 4,68 kg naar 3,91 kg en voor vrouwen naar 3,19 kg. Huidplooimetingen bleken geen extra waarde te hebben. Deze eenvoudige metingen kunnen forensisch artsen op locatie beter ondersteunen bij postmortale inschattingen.
Met een experimentele opzet onderzocht Marc welke mes-kenmerken de kans op penetratie van de borstkas bij steekwonden beïnvloeden. Gekartelde messen bleken significant vaker huidpenetratie te veroorzaken dan gladde messen, maar geen hogere kans te geven op thoraxpenetratie. Lemmetdikte had de sterkste negatieve samenhang met het uitblijven van penetratie, terwijl andere kenmerken zoals lengte en gewicht weinig voorspellende waarde hadden. De resultaten benadrukken het forensische belang van mes-geometrie bij letselduiding.
Melanie heeft verkent in hoeverre micro-CT als innovatieve, niet-invasieve techniek voor postmortale vingerafdrukidentificatie benut kan worden wanneer traditionele methoden falen. Micro-CT bleek vooral waardevol bij verbrande vingers, waar interne structuren zoals zweetklieren nog zichtbaar waren. Bij ontbinding bood rehydratie met een live scanner betere resultaten. De techniek toont daarnaast potentieel bij prenatale identificatie vanaf 22 weken. Micro-CT biedt hoopvolle perspectieven voor complexe forensische casussen, vooral bij thermisch letsel.
Niet-fatale strangulatie is een ernstige en vaak onzichtbare vorm van huiselijk geweld met grote gezondheidsrisico’s, maar wordt in Nederland nog onvoldoende herkend door het ontbreken van een gestandaardiseerd protocol. Sameer onderzocht de bruikbaarheid van een triage-vragenlijst die medische professionals helpt om dit geweld vroegtijdig te signaleren, slachtoffers beter door te verwijzen en zorg te bieden. Gebruik maken van een mix van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van artsen en slachtoffers, zal leiden tot snellere herkenning, betere samenwerking tussen medische en juridische instanties en meer ondersteuning voor slachtoffers.

INFECTIEZIEKTEN BESTRIJDING
In haar wetenschapsstage onderzocht Sietske hoe zwangeren aankijken tegen het aanbod van meerdere vaccinaties tijdens de zwangerschap. Risicoperceptie en het beschermen van hun kind blijken de belangrijkste drijfveren voor vaccinatiebereidheid; vaccinaties die puur bescherming bieden voor de moeder krijgen minder prioriteit. Zwangeren maken bij uitbreiding van het aanbod per vaccin een kritische afweging over de noodzaak en effectiviteit. Vertrouwen in het Rijksvaccinatieprogramma en overheidsadvies speelt hierbij een grote, positieve rol.

Hepatitis B-vaccinatie wordt gevolgd door een anti-HBs-titerbepaling om immuniteit vast te stellen, meestal 4–8 weken na de laatste prik. Anna toonde met haar onderzoek aan dat het optimale interval voor gezonde volwassenen tussen 3 en 6 weken ligt, met een afname van de antistoffen na 6 weken, vooral bij mannen. Vrouwen vertonen een iets stabielere respons. De huidige richtlijn kan daardoor te laat zijn, wat leidt tot onterechte classificatie als non-responder. Vroegere titerbepaling kan onnodige hervaccinaties en extra kosten voorkomen.

Jessica onderzocht verschillen in kinkhoestdiagnostiek tussen wijken in Rotterdam. Data over kinkhoestregistraties en diagnostiek, samen met factoren zoals leeftijd, wijkkenmerken en vaccinatiegraad werden bestudeerd over de periode van 2015 tot 2024. Bijna 6500 episode-dossiers werden geïdentificeerd. De patiënten waren gemiddeld 36 jaar oud met een grote range, en 62% was vrouw. Een kwart was afkomstig uit een achterstandswijk, en bij 73% van de casus was diagnostiek aangevraagd. Er zijn geen aanwijzingen voor verschillen tussen gegoede en achterstandswijken.

VRIJE RICHTING
Eva bestudeerde hoe militair geneeskundig personeel het gebruik van sensoren in kleding ervaart tijdens oefeningen omtrent chemische-biologisch-radioactieve-nucleaire (CBRN) aanvallen. Hulpverleners waardeerden vooral de real-time monitoring van vitale functies en de verbeterde communicatie en overdracht. Tegelijkertijd werden praktische beperkingen genoemd, zoals lastig gebruik met handschoenen en zorgen over technologische afhankelijkheid. Er bleek bovendien behoefte aan aanvullende militaire informatie via de sensoren. Sensoren bieden een duidelijke meerwaarde, mits goed afgestemd op de militaire praktijk en geïntegreerd in bestaande werkwijzen. Succesvolle inzet vraagt om een sociotechnische aanpak met aandacht voor mens, techniek en operatie.

AFSLUITING
Het was opnieuw een prachtige en inspirerende dag. Het volgende PH symposium onderzoeksresultaten staat gepland voor vrijdag 3 oktober 2025

Bekijk ook

Symposium Onderzoek OH – juli 2023

Deniz Altindag, Elisabeth Kool, Pim Knuiman

Symposiumverslag

Op maandag 3 juli 2023 presenteerden dertien aios verzekerings- en bedrijfsgeneeskunde in opleiding bij NSPOH hun onderzoek. Diverse onderwerpen passeerden...

Symposium Onderzoek OH – januari en april 2023

Iris van den Wittenboer, Yonah Houwers, Rashmi Dwarka, Farihah Tintin-Faizi, Angarath van der Zee-van den Berg

Symposiumverslag

In de eerste helft van 2023 presenteerden 12 bedrijfsartsen in opleiding en verzekeringsartsen in opleiding de bevindingen van hun onderzoek....

Symposium Onderzoek OH – juli 2022

Sijbranda Woudstra, Inge Geilen, Rianne Honigh-de Vlaming

Symposiumverslag

Op 5 juli 2022 werd bij NSPOH opnieuw een minisymposium gehouden waarbij zes bedrijfs- en verzekeringsartsen in opleiding de kans...